In 1959 werd in het zich snel uitbreidende Uithoorn bouwpastoor W.B. Hermans benoemd. Met Kerstmis werd 1959 werd een noodkerk in gebruik genomen. Terwijl ook de kerk van St. Jan de Doper in Uithoorn gewoon gebruikt werd, was het enkele jaren later ook nog noodzakelijk om de aula van de pas gebouwde R.K. L.T.S. (thans Thamen) op zondagen als kerk te gebruiken.
Op 12 september worden de kerkklokken gewijd. De grote klok met toon G heeft als opschrift:

Ik roep de levenden
Ik beween de overledenen
Ik bezweer de bliksem

Op 2 november krijgt pastor Hermans de sleutel van de pastorie.
Op 10 december 1966 wordt de kerk geconsecreerd door Mgr. T.H.J. Zwartkruis, Bisschop van Haarlem.

Omdat in de bouwperiode van de kerk de eucharistievieringen begonnen met de woorden “Ik zal opgaan naar het altaar van God tot God die mijn jeugd verblijdt” werd de sacristie achter de kerkzaal ontworpen. Volgens oud gebruik werd de doopvont geplaatst buiten de kerkruimte in de narthex (hal).
Alle binnenmuren werden gemetseld van gasbetonblokken, waardoor hinderlijke geluidsweerkaatsingen worden voorkomen. De vorm van het dak alsmede het houten plafond werken als een uitstekend klankbord. Daardoor is de kerk ook zo geschikt voor zanguitvoeringen en concerten.
De kerk is gebouwd op 2.540m2 en beslaat daarvan 1.460m2. De inhoud van de kerk, pastorie en klokkenstoel is 7.660m3. De hoogte van de toren is 21m.
Na de bouw waren in de kerkzaal 600 en in de dagkerk 150 plaatsen.
De kerk werd gebouwd voor ƒ 1.100.156, waarop ƒ 141.865 rijkssubsidie in mindering kwam.

Wijlen architect G.H.L. Koene, parochiaan, heeft niet alleen een belangrijke rol gehad in de bouw van het kerkgebouw, maar heeft ook jarenlang een bijdrage geleverd aan de vormgeving van de inventaris in de kerkzaal. Daardoor is er een evenwichtig beeld ontstaan.